De relatie met China is niet enkel een externe uitdaging, maar ook een test voor Europa’s eigen zelfbewustzijn, waarden en draagkracht.

Twintig jaar geleden leek de EU-China-relatie een succesverhaal. China’s toetreding tot de WTO voedde optimisme: Europa bracht kapitaal en technologie, China bood markt en arbeid. Er werd langs Europese kant toen nog gedacht dat handel zou leiden tot een Chinese convergentie richting westerse normen.
Vandaag is dat beeld gekanteld. China werd een economische grootmacht met assertievere geopolitieke ambities, terwijl de EU evolueerde van vrijhandel naar ‘derisking’ en strategische autonomie. Waar Chinese investeringen na de financiële crisis nog welkom waren, groeide de afgelopen jaren bezorgdheid over economische afhankelijkheden en technologische kwetsbaarheid. De Amerikaanse handelsconflicten met China versnelden deze koerswijziging. Sinds de ‘Strategic Outlook’ van 2019 geldt China officieel als partner, concurrent én rivaal; een spanningsveld dat sindsdien het beleid kleurt.
2025 had een jubileumjaar moeten zijn: vijftig jaar diplomatieke relaties tussen China en de EU. Het tegendeel bleek waar.
2025 had een jubileumjaar moeten zijn: vijftig jaar diplomatieke relaties tussen China en de EU. Het tegendeel bleek waar. De recente 25ste EU-China-top illustreerde dit dieptepunt. Xi Jinping weigerde naar Brussel te komen, waardoor de bijeenkomst in Beijing plaatsvond. Een geplande economische dialoog ter voorbereiding werd door de EU geannuleerd wegens gebrek aan vooruitgang, en de top werd ingekort van twee dagen naar één.
De frustraties stapelen zich op. De EU klaagt over oneerlijke handelspraktijken: Chinese overproductie, staatssteun, beperkte markttoegang, exportrestricties op kritieke grondstoffen, zwakke bescherming van intellectuele eigendom en een groeiend handelsoverschot. Geopolitiek baart de nauwe samenwerking tussen China en Rusland zorgen. Beijing verwijt op zijn beurt dat de EU de Amerikaanse belangen volgt, via sancties en, volgens China, discriminerende handelsmaatregelen. Handelssancties vlogen het afgelopen jaar over en weer, terwijl Trumps hernieuwde Make America Great Again-agenda de strategische puzzel voor Europa nog complexer maakte.
TOEKOMSTIGE EU-CHINA-RELATIE
In dit stuk focus ik op drie kernvragen die volgens mij de toekomstige EU-China-relatie zullen bepalen.
1. Hoe kan een zelfbewuster Europa de relatie met China realistischer vormgeven?
Een zelfbewust Europa weet wie het is in geopolitieke termen, kent zijn sterktes en zwaktes, en beseft wat het van andere grootmachten kan verwachten én afdwingen.
Hoewel de EU economisch nog steeds een zwaargewicht is, staat ze onder druk door economische afhankelijkheden t.o.v. zowel China als de VS, en haar militaire leunen op Washington. Sinds 2019 omschrijft de EU China als partner, concurrent én rivaal. Die driedeling blijft relevant, maar wordt steeds moeilijker te hanteren. Denk aan het klimaatdossier: ooit een terrein van samenwerking, nu ook van scherpe concurrentie. De Europese Commissie wil geopolitiek sterker staan, maar de vraag is of ze voldoende slagkracht heeft. Ondanks retoriek over strategische autonomie, schuift het EU-beleid steeds dichter richting het Amerikaanse standpunt (veelal onder politieke druk, zoals zichtbaar in het ASML-dossier). China blijft een complexe partner: aantrekkelijk door zijn marktpotentieel, maar problematisch door oneerlijke concurrentie en beperkte markttoegang. Europa moet daarom een eigen koers varen: niet blindelings de confrontatie zoeken zoals de VS, maar ook niet naïef engagement nastreven. De EU moet haar autonomie bewaken en inzetten op een eigen gebalanceerde relatie met China. Een versnelde derisking door het spreiden van afhankelijkheden en versterken van eigen industrieën, is daarbij cruciaal, en moet gelden voor zowel China als de VS.
De Europese Commissie lijkt zich steeds meer bewust van het feit dat toegeven aan Chinese druk niet in het belang van de EU is. Zelfs in economisch en geopolitiek moeilijke tijden moet Europa versneld werk maken van het afbouwen van strategische afhankelijkheden. Daarbij heeft de EU al belangrijke stappen gezet, onder meer door duidelijke voorwaarden te stellen aan China. Tijdens de recente top was de Europese zijde opvallend helder over economische bezorgdheden. Het grote probleem is niet zozeer het onevenwichtige handelstekort ten voordele van China, noch het feit dat het land aan concurrentiekracht heeft gewonnen, maar wel de omstandigheden waaronder dit is kunnen gebeuren. Europese bedrijven ondervinden nog steeds beperkte toegang tot de Chinese markt door regelgeving, verplichte technologieoverdracht en oneerlijke concurrentie met lokale spelers.
Kortom: de EU streeft naar een eerlijker en gelijker speelveld. Door tijdens de top vastberaden op te komen voor haar belangen, kan de EU China ertoe bewegen om Europese zorgen serieus te nemen. Ursula von der Leyen verwoordde het scherp: alleen een relatie waarin concrete afspraken worden gemaakt om problemen op te lossen, is duurzaam. Maar sterke woorden volstaan niet. Het echte succes ligt in het vermogen van de EU om haar belangen daadwerkelijk te beschermen. Hoewel China zich bereid toont tot dialoog, ontbreekt het vaak aan echte concessies. Dat is niet verrassend: Europa mist momenteel de hefboomkracht om die af te dwingen.
Duitsland wil blijven exporteren, Spanje beschermt zijn varkenssector, en de Baltische staten wijzen op China’s steun aan Rusland.
Een grote reden hiervoor is dat hoewel de EU minder afhankelijk wil worden van China, het er niet in slaagt om met één stem te spreken. Dat zie je bijvoorbeeld heel concreet in het handelsbeleid. Hoewel het verminderen van afhankelijkheid van Chinese toeleveringsketens een prioriteit is, ondermijnen tegenstrijdige signalen die ambitie. De stevige houding van de Europese Commissie tegenover China’s strategie van dominantie en afhankelijkheid wordt vaak afgezwakt door bilaterale deals van lidstaten en bedrijven met Beijing. Lidstaten botsen over aanpak en belangen, zoals vorig jaar nog bleek tijdens de discussies over heffingen op Chinese elektrische voertuigen. Waar sommigen focussen op mensenrechten of cyberveiligheid, vrezen anderen economische repercussies. Duitsland wil blijven exporteren, Spanje beschermt zijn varkenssector, en de Baltische staten wijzen op China’s steun aan Rusland. De omschrijving van China als “partner, concurrent én rivaal” illustreert die Europese spagaat treffend. Een gezamenlijke Europese China-strategie ontbreekt. In de plaats daarvan zijn er versnipperde nationale standpunten, wat niet alleen het Europese beleid verzwakt, maar ook de samenwerking met bondgenoten zoals de VS. De Huawei-case toonde dat aan: de EU presenteerde een reeks aanbevelingen, waarvan de uitvoering aan de lidstaten werd overgelaten. Het resultaat: een lappendeken van nationale beslissingen.
Zolang lidstaten hun kortetermijnbelangen laten primeren, blijft Europa kwetsbaar. De geopolitieke realiteit vraagt om eensgezindheid en daadkracht. Wil Europa serieus genomen worden, dan moet het zijn besluitvorming hervormen. Buitenlands beleid via gekwalificeerde meerderheid kan impasses doorbreken en sneller reageren. Een bindende China-strategie voor alle lidstaten is misschien utopisch, maar strategische coördinatie en meer harmonisatie in de nationale implementatie van al bestaande beleidsinstrumenten zijn haalbare stappen richting meer slagkracht.
Tot slot: derisking gaat niet alleen over economie en veiligheid, maar ook over het beschermen van Europese waarden. Dat vraagt om waakzaamheid tegenover alle invloeden, ook van traditionele bondgenoten. Zo groeide recent de bezorgdheid over Amerikaanse druk op lokale programma’s rond diversiteit en inclusie in Europese lidstaten. Europa moet haar waarden handhaven, ook in moeilijke tijden. Dat brengt ons bij de volgende centrale vraag.
2. Hoe moet en kan de EU haar waarden handhaven in de relatie met China?
Ook weten wat je belangrijk vindt, is als grootmacht cruciaal in het bepalen wat je nastreeft in relaties met anderen. De EU heeft zich lang geprofileerd als normatieve macht, die waarden zoals democratie, mensenrechten en duurzaamheid hoog in het vaandel draagt en mondiaal verdedigt. Maar kan het zich nog langer profileren als een “grootmacht met principes” in onze huidige geopolitieke en geoeconomische omstandigheden? En in welke mate moet en kan het deze waarden nastreven in de relatie met China?
Een eerste vraag hierbij: hoe principieel is de EU eigenlijk nog in het uitdragen van die waarden? In de afweging tussen normatieve ambities en economische of politieke belangen zien we dat een nu meer geoeconomisch georiënteerde EU langzaam klimaatbeleid begint af te remmen in naam van de eigen concurrentiekracht. Dat is te begrijpen, vanuit het idee dat een weerbaarder Europa het zich niet kan veroorloven militair, technologisch of economisch te afhankelijk te zijn van een andere grootspeler. Maar het geeft diezelfde grootspelers wel heel gemakkelijke munitie om de EU te profileren als een hypocriete bende, die net zoals de VS (althans onder Biden) protectionistisch is onder het mom van klimaatdoelen. Opnieuw spelen de nationale regeringen hierin een rol, vaak gestuurd door hun eigen belangen. Zo wordt de geloofwaardigheid van de EU als principe-gedreven grootmacht ondermijnd door haar dubbele standaarden, bijvoorbeeld in de langzame aanpak omtrent Gaza. Onze passiviteit in dat conflict kan zelfs de meest trouwe voorstanders van een normatief EU doen afhaken. Kortom, wil ik niet beweren dat het verkeerd is dat de EU haar waarden luidkeels verkondigt. Maar als de EU een geloofwaardige “grootmacht met principes” wil zijn, moet het daad bij het woord voegen.
De roep om een hardere Europese aanpak rond mensenrechten (denk aan Hongkong en Xinjiang) blijft grotendeels onbeantwoord.
De spanning tussen discours en daadkracht is ook zichtbaar in onze omgang met China. Na de EU-China-top benadrukte Ursula von der Leyen dat beide partijen verantwoordelijk zijn voor het handhaven van internationale normen. Toch blijft de roep om een hardere Europese aanpak rond mensenrechten (denk aan Hongkong en Xinjiang) grotendeels onbeantwoord. De vraag is: hebben we wel de economische en politieke slagkracht om effectief zo’n koers te varen? En is het realistisch te verwachten dat China haar waarden aanpast aan de onze? De huidige aanpak levert weinig tastbare vooruitgang op. In het “Regional Multi-annual Indicative Programme 2021-2027” bijvoorbeeld wordt het promoten van Europese waarden in de relatie met China onder meer gemeten aan de hand van het aantal mensenrechtendialogen (waarbij één per jaar volstaat). Dialoog is waardevol, maar hoe meten we de impact ervan? Daarom moet de EU actiever coalities smeden voor hervormingen van de internationale orde, met of zonder China. Europese kernwaarden mogen daarbij niet opgeofferd worden om Beijing aan boord te krijgen. Door op een wederzijds voordelige manier samen te werken met opkomende economieën kan Europa zijn principes uitdragen. Maar dat vereist wel investeringen in ontwikkelingssamenwerking en diplomatie. Iets wat uitgerekend nu onder druk staat door de huidige besparingsplannen in meerdere Europese lidstaten.
3. Hoe kan de EU voldoende draagkracht en capaciteit opbouwen om een consistente China-strategie te voeren?
Om een consistente en slagvaardige China-strategie te voeren, moet de EU in de eerste plaats strategische autonomie opbouwen door regio-expertise structureel in het beleid te verankeren. Hoewel Europa beschikt over een rijk landschap van onderzoeksinstituten en universiteiten die zich bezighouden met China-onderzoek, blijven hun inzichten vaak steken in ad-hoc consultaties zonder directe beleidsimpact. Projecten zoals China Horizons en CHERN vormen alvast een goede start, maar verdere stappen zijn noodzakelijk.
Versterk en verbind de pan-Europese kennisinfrastructuur door bestaande netwerken te institutionaliseren tot een goed gefinancierde 'China Knowledge Hub' in Brussel.
Ten eerste: versterk en verbind de pan-Europese kennisinfrastructuur door bestaande netwerken te institutionaliseren tot een goed gefinancierde 'China Knowledge Hub' in Brussel. Zo kunnen meer instituten worden betrokken, gezamenlijke analyses worden geproduceerd (waardoor dubbel werk vermeden wordt), en kan expertise gedeeld worden met alle 27 lidstaten. Dit is essentieel voor kleinere landen met een beperkt aantal China-analisten. Het model van het bestaande Nederlandse China Kennisnetwerk kan hierbij als voorbeeld dienen.
Daarnaast is het belangrijk te investeren in systematische kennisopbouw via jaarlijkse China-trainingen voor Europese ambtenaren en politici, inclusief zij die niet rond buitenlandbeleid werken, zodat zij China’s activiteiten in hun beleidsdomein in de juiste context kunnen interpreteren. Dit soort trainingen zou opnieuw door een dergelijke ‘China Knowledge Hub’ kunnen worden voorzien. Zo kan de EU een gemeenschappelijke, goed geïnformeerde koers varen.
Daarnaast vraagt een duurzame en coherente China-strategie niet alleen om beleidsmatige slagkracht, maar ook om een breed maatschappelijk draagvlak. Burgers, bedrijven, universiteiten en ngo’s spelen hierin een cruciale rol. Zonder publieke steun is het moeilijk om strategische keuzes vol te houden, zeker wanneer deze economische of politieke offers vergen. Daarom moet de EU actiever communiceren over de doelen en grenzen van haar China-beleid, zonder angstzaaierij, maar met realistische informatie over wat nog wél mogelijk is op het vlak van samenwerking met China. Bedrijven in sleutelposities zouden verplicht moeten rapporteren over hun blootstelling aan de Chinese markt, van investeringen en winsten tot afhankelijkheden in waardeketens. Alleen met hun medewerking kan de EU deze relaties immers correct inschatten.
Ook actoren buiten het centrale EU-beleid verdienen een structurele plek in deze strategie. Lokale overheden, universiteiten en onderzoekscentra gingen vroeger vaker rechtstreeks in op Chinese samenwerkingsvoorstellen, zonder een volledig inzicht in de strategische risico’s. Hoewel het bewustzijn bij deze spelers inmiddels gegroeid is, ontbreekt soms een duidelijk referentiekader. De EU zou daarom richtlijnen en praktische checklists moeten ontwikkelen om hen te helpen risico’s te herkennen en erop te anticiperen. Zo ontstaat een brede maatschappelijke benadering waarin overheid, bedrijfsleven en burgers samen werken aan democratische weerbaarheid en strategische autonomie.
ZELFBEWUSTZIJN
Om Europa écht ‘great again’ te maken in de relatie met China, moet de EU haar verdeeldheid overstijgen en inzetten op een gezamenlijke, strategisch autonome koers. Dat betekent: versneld derisking uitvoeren, haar waarden geloofwaardig verdedigen, een centrale China-kennisinfrastructuur opzetten en burgers, bedrijven en andere middenveldspelers actief betrekken bij het Europese Chinabeleid.
De EU moet haar verdeeldheid overstijgen en inzetten op een gezamenlijke, strategisch autonome koers.
Alleen zo kan Europa met slagkracht en zelfvertrouwen haar plaats opeisen in een veranderende wereldorde. Zelfbewustzijn zal zo voor Europa het verschil maken tussen meegesleept worden in de rivaliteit tussen de VS en China, en zelf een derde, onafhankelijke grootmacht zijn in een multipolaire wereld.
Deze bijdrage verscheen in de Zomerreeks 2025: Make Europe Great Again van Samenleving & Politiek.
Abonneer je op Samenleving & Politiek

Het magazine verschijnt 10 keer per jaar; niet in juli en augustus.
Proefnummer? Factuur? Contacteer ons via
info@sampol.be
of op 09 267 35 31.
Het abonnementsgeld gaat jaarlijks automatisch van je rekening. Het abonnement kan je op elk moment opzeggen. Lees de
Algemene voorwaarden.
Je betaalt liever via overschrijving?
Abonneren kan ook uit het buitenland.
*Ontdek onze SamPol draagtas.