We worden niet alleen gevormd door wie we zijn, maar door wie ons onderweg even ontmoet. In kleine momenten van nabijheid en aandacht krijgt mens-zijn betekenis.
De winter kondigt zich aan, er schitteren lichtjes in de straten en de kerstbomen zijn versierd. Het is weer die tijd van het jaar. Ik dacht bij mezelf: waarom geen tekst in kerstsfeer, deze keer? Iets over samen zijn, over verbinding. Sta je me toe?
Waar begint zulke verbinding? Ik nodig je uit, beste lezer, om eens stil te staan bij deze vraag: wanneer begint een interactie tussen mensen? Waar precies eindigt de afzondering en begint het sociale? Er zijn verschillende antwoorden mogelijk. Wanneer we elkaar leren kennen? Wanneer we onze aandacht op elkaar richten? Wanneer we elkaar aankijken? Of pas bij het eerste woord? Persoonlijk voel ik veel affiniteit met de opvatting van socioloog Randall Collins, die de basis van elke interactie beschrijft als de 'fysieke nabijheid van mensen die elkaar tegenkomen'. Niet om de betekenisvolle interacties met niet-menselijke fenomenen te ontkennen, of om te doen alsof digitale vormen van interactie minder zijn, maar omdat dit onze aandacht richt op hoe menselijk contact begint: in een gedeelde lichamelijkheid, waar het eerste woord en zelfs de eerste gedachte ontstaan. Herken je dat moment waarop je voelt dat je niet langer alleen bent?
Herken je dat moment waarop je voelt dat je niet langer alleen bent?
Als we de Amerikaanse ontwikkelingspsycholoog Michael Tomasello mogen geloven, zou het wel eens goed kunnen dat zulke gerichtheid op anderen essentieel is voor ons mens-zijn. In zijn boek Becoming Human gaat hij op zoek naar een antwoord op de vraag: hoe moeten we het verschil tussen mensen en mensapen begrijpen?1 Hij toont aan hoe we interessante antwoorden kunnen vinden wanneer we kleine kinderen observeren. Zij tonen wat hij 'gedeelde intentionaliteit' noemt: ze laten voortdurend hun speelgoed aan je zien, gaan vaak op zoek naar oogcontact en proberen aandacht te delen. In zijn experimenten doen de mensapen dat niet; bij hen is spelen een individuele aangelegenheid, zonder blikcontact of interactie.
Hij stelt vast dat jonge kinderen opvallend vaak samen willen spelen, ook wanneer dat het spel zelf niet wezenlijk verandert. En zelfs als ze stoppen met samen spelen, excuseren ze zich tegenover de ander. Tomasello stelt dat we fysiek en cognitief zo zijn gebouwd dat we op elkaar gericht zijn. Een treffend voorbeeld is onze blik: van de ongeveer 200 soorten mensapen kunnen er 199 het wit van hun ogen nauwelijks zien (behalve wanneer ze extreem naar de zijkant kijken). Bij mensen is dat anders: wij kunnen direct zien waar iemand naar kijkt. Volgens Tomasello wijst zo'n fysieke bouw op iets wezenlijks: we zijn gemaakt om te zien wat de ander ziet, om te kunnen samenwerken, elkaar te volgen en te delen wat we zien en willen.
Bovendien is het duidelijk dat we de laatste 200 jaar steeds met meer mensen zijn gaan samenwerken. In de sociologie verwijst het begrip 'differentiatie' of 'toegenomen arbeidsdeling' naar het proces waarbij taken, rollen en functies in een samenleving steeds vaker worden uitgesplitst en gespecialiseerd. Beeld je het klassieke voorbeeld in: waar je vroeger, in een 'voormoderne samenleving', aangewezen was op familieleden voor onderwijs, zorg en voeding, worden zulke functies vandaag grotendeels verzorgd door scholen, ziekenhuizen en supermarkten. Of neem nu de laptop die ik momenteel gebruik om deze tekst te schrijven. Het is werkelijk verbluffend hoe dit ding tot leven komt door een choreografie op wereldschaal. Het glas van het scherm komt misschien uit Zuid-Korea, de chips uit Taiwan, de zeldzame metalen uit Congo of Bolivia, het ontwerp uit Californië, de assemblage in China, de software door programmeurs verspreid over tientallen landen. En dat is allemaal mogelijk gemaakt door een hele stoet arbeiders, technici en ingenieurs die elkaar nooit zullen ontmoeten.
Door de steeds verregaande arbeidsdeling raakt iedereen van ons afhankelijk van een groeiend aantal anderen, op globale schaal. Tegelijkertijd neemt wel onze afhankelijkheid van iedereen van hen afzonderlijk af.2 Maar precies doordat al die kleine stukjes nodig zijn, stijgt onze totale afhankelijkheid. Met andere woorden: hoe meer taken worden uitgesplitst, hoe meer we steunen op een enorme keten van mensen die we nooit ontmoeten.
Misschien begint verbondenheid in dat korte, gedeelde ogenblik waarin iemand je even opmerkt.
Onlangs was schrijfster Lara Taveirne te gast in de reeks 'De Inzichten' met Nic Balthazar. Zij sprak over iets wat we in onze drukke levens vaak vergeten: de kring van mensen die we slechts heel even ontmoeten. Niet onze vrienden, familie of collega's, maar die (soms zeldzame) korte ontmoetingen die ons door de dag loodsen. Een samenzijn, een blik, een glimlach, een opmerking aan de kassa. Zo vertelde ze hoe de jongen in de supermarkt haar vroeg welke soep ze ging maken, hoe hij zei dat hij spaghetti bij zijn mama zou eten, en hoe dat kleine gesprek haar hele dag optilde. Zulke momenten zijn vluchtig. Er worden geen telefoonnummers uitgewisseld en geen afspraken gemaakt. Toch hebben ze vaak een blijvende invloed, zei ze. Misschien begint verbondenheid wel precies daar: in dat korte, gedeelde ogenblik waarin iemand je even opmerkt.
In het leven doen we niets alleen.
EINDNOTEN
- Het gaat dus niet om de indrukwekkende dingen die zowel mensen als mensapen kunnen. ↑
- Van der Loo, H., & Van Reijen, W. (1990). Paradoxen van Modernisering, Coutinho. Muiderberg, p. 137.↑
Abonneer je op Samenleving & Politiek
Het magazine verschijnt 10 keer per jaar; niet in juli en augustus.
Proefnummer? Factuur? Contacteer ons via
info@sampol.be
of op 09 267 35 31.
Het abonnementsgeld gaat jaarlijks automatisch van je rekening. Het abonnement kan je op elk moment opzeggen. Lees de
Algemene voorwaarden.
Je betaalt liever via overschrijving?
Abonneren kan ook uit het buitenland.
*Ontdek onze SamPol draagtas.
