Abonneer Log in

Een sociaal en progressief onderwijsalternatief

Themanummer: HET GROOT ONDERHOUD

Samenleving & Politiek, Jaargang 9, 2002, nr. 8 (oktober), pagina 45 tot 49

Onderwijs en vorming zijn om verschillende redenen van uitzonderlijk belang voor socialisten. Eerst en vooral dragen onderwijs en vorming op belangrijke manier bij tot ontplooiing. Ten tweede mag van onderwijs verwacht worden dat het in grote mate bijdraagt tot het doorbreken van de ongelijkheid van kansen die verbonden is aan de sociale afkomst. Als onderwijs er niet in slaagt bij te dragen tot het creëren van gelijke levenskansen, welke hoop hebben we dan nog om deze belangrijke doelstelling te bereiken? Tenslotte geldt het bovenstaande vandaag meer dan ooit. Vandaag blijkt de opleidingsgraad de meest bepalende factor te zijn van de sociale ongelijkheid op andere domeinen: inkomen, gezondheid, cultuurparticipatie, … en bovenal scholing en opleiding zelf. Onderwijs speelt dus voor ons een centrale en cruciale rol in het realiseren van een rechtvaardiger samenleving.

Gelijke kansen

Uit talloze onderzoeken in binnen- en buitenland blijkt echter dat het onderwijs de bestaande ongelijkheden blijft bestendigen. De schoolloopbaan van kinderen is in hoge mate afhankelijk van hun sociale afkomst, meer bepaald het opleidingsniveau van hun ouders. De bestaande ongelijkheden doorbreken kan volgens sp.a alleen met een radicale hervorming van de financiering van het onderwijs. De geringere kansen die kinderen hebben door hun sociale afkomst kunnen maar gecompenseerd worden indien de financiering omgekeerd evenredig met hun kansen gebeurt. Daarom pleiten wij onomwonden voor een basisfinanciering (omkadering en werkingskosten) per school waarbij maximaal rekening wordt gehouden met de sociale afkomst van de kinderen in de school. Het instrument bij uitstek om die afkomst te meten, is het opleidingsniveau van de ouders. De basisfinanciering moet gelden voor alle scholen en alle netten. Een kind heeft niet meer of minder recht op kansen omdat het in de ene of andere school zit. Het onderscheid in financiering voor omkadering en werkingsmiddelen tussen de netten dient dus beperkt te worden tot de verschillende wettelijke vereisten die de scholen hebben.

Dat onderwijsniveau zou dalen als de school zich meer inspant voor kinderen van minder geschoolde ouders, is een misvatting. Uit onderzoek blijkt dat het globale onderwijsniveau daar heus niet onder te lijden heeft. Kinderen van hooggeschoolde ouders doen het goed in gelijk welke school. Meer zelfs, ze halen nog betere scores in scholen met veel aandacht voor kinderen van laaggeschoolde ouders. Opkomen voor elke leerling betekent opkomen voor betere scholen. De middelen zodanig verdelen dat de kansen naar sociale afkomst voor iedereen even hoog zijn, is echter niet voldoende. Sommige kinderen hebben immers minder kansen wegens individuele redenen. Daarom wil sp.a ook voldoende middelen voor kinderen met individuele taalachterstand en leerstoornissen. De huidige zorgverbreding kan niet aangetast worden. Voor alle duidelijkheid: volgens sp.a heeft elke basisschool recht op een directeur, een administratief medewerker en een zorgcoördinator.

Een plan voor echte kosteloosheid

Ook echte kosteloosheid van het leerplichtonderwijs is een absolute voorwaarde voor meer gelijke kansen in het onderwijs. Volgens de grondwet en internationale verdragen moet het onderwijs tot het einde van de leerplicht gratis zijn. Dat strookt echter niet met de praktijk. De verplaatsing naar school, allerlei schoolmateriaal, uitstapjes en schoolreizen, gereedschap in het technisch en beroepsonderwijs, enzovoort, kosten de ouders een pak geld. Studiebeurzen moeten in theorie de studiekosten compenseren, maar blijven een lapmiddel. De beurzen in het secundair onderwijs zijn immers te klein en ze worden niet altijd opgenomen door wie er eigenlijk recht op heeft. Daarom heeft sp.a een plan uitgewerkt om de studiekosten drastisch te verminderen en zelfs tot nul te herleiden waar het gaat over wat pedagogisch noodzakelijk is.
Om te beginnen is er duidelijkheid nodig over wat volledig kosteloos moet zijn. Voor sp.a is het vanzelfsprekend dat alles wat kinderen nodig hebben om les te kunnen volgen helemaal gratis moet zijn. Scholen moeten dus zelf al het noodzakelijk schoolmateriaal zoals leerboeken, schriften, werkmapjes, agenda, potloden en pennen aankopen. Omdat weinig kinderen in één jaar behoorlijk leren zwemmen, zouden zwemlessen in het lager onderwijs gedurende drie schooljaren gratis moeten zijn. Maar ook activiteiten die het leren aanschouwelijker en aantrekkelijker maken, zoals museum- of theaterbezoek of een sportdag, moeten kosteloos kunnen. Uiteraard willen we de werkingsmiddelen van de scholen hierop afstemmen. Ook in het secundair onderwijs wil sp.a alle schoolmateriaal kosteloos maken. Scholen moeten de nodige middelen krijgen om zelf schoolboeken aan te schaffen en ze uit te lenen aan de leerlingen. Hetzelfde geldt voor de gereedschappen in het technisch en beroepsonderwijs. Wie vreest dat gratis boeken of gereedschap niet op het respect van de leerlingen kunnen rekenen, mag een waarborg vragen die op het einde van de uitleenperiode terugbetaald wordt of afgetrokken wordt van de aankoopprijs indien de leerling ‘zijn’ boeken of gereedschap wil houden.
Voor de aanschaf van de gereedschappen en eventueel ook voor benodigde grondstoffen kunnen we een ‘praktijkfonds’ oprichten, dat voor de ene helft gespijsd wordt door de onderwijsoverheid en voor de andere helft door de beroepssectoren. De beroepssectoren zouden hun bijdrage ook in natura kunnen leveren. Voor de kunstopleidingen kan het departement cultuur een duit in het zakje doen. Ook de stages moeten kosteloos zijn. Culturele uitstappen in het kunstonderwijs of de reizen van de leerlingen die toerisme volgen, zijn in feite praktijkoefeningen en kunnen ook via dit ’praktijkfonds’ bekostigd worden.
Allerlei zaken die niet echt noodzakelijk zijn, zoals schoolreizen, zeeklassen, tijdschriften… zijn weliswaar niet verplicht, maar er kan voor de ouders een hoge druk bestaan om eraan mee te doen. Sommige scholen zien hierin zelfs een manier om een sociale selectie door te voeren door hiervoor bijvoorbeeld meer kosten aan te rekenen. Wellicht is een deel van de ouders ook bereid om voor zo’n sociaal homogene school diep in de portemonnee te tasten. Zo maken ze deze scholen namelijk minder toegankelijk voor kinderen uit minder gegoede gezinnen. Op die manier is er echter geen sprake meer van een vrije schoolkeuze. Daarom zijn wij voorstander van een betaalgrens voor onderwijs. Dan weet elke school waaraan zich te houden en weet elke ouder waaraan hij zich mag verwachten. Scholen kunnen zich dan wel nog profileren in de extra’s die ze aanbieden maar ze kunnen niet meer selecteren door ouders bovenmatige schoolfacturen voor te leggen. Scholen kunnen wel eigen initiatieven nemen om een sociaal fonds op te richten. Zo kan een school een beetje invulling geven aan een sociaal beleid.

Om ouders een echte keuze te garanderen, willen we ook komaf maken met ouderbijdragen voor evidente voorzieningen. Stoeltjesgeld vragen voor het gebruik van de refter tijdens de lunchpauze of kosten aanrekenen voor het stallen van een fiets kan niet. Ook water- of elektriciteitsverbruik of gewone administratiekosten mogen niet doorgerekend worden aan de ouders. En ouders moeten vrij zijn om hun kinderen zelf eten en drankjes mee te geven naar school. Door deze maatregelen kunnen we invulling geven aan het grondwettelijk recht van elk kind. Vervolgens maakt gratis leerplichtonderwijs het stelsel van de studiebeurzen hier overbodig. We kunnen het bedrag dat hierdoor vrijkomt, alvast gebruiken om de studiebeurzen voor het hoger onderwijs op te trekken. Meer scholieren krijgen dan de kans om zich verder te ontplooien via het hoger onderwijs.

Geef leerlingen weer plezier in het leren

Gelijke kansen geven houdt niet op bij een andere financiering en echte kosteloosheid. We moeten er ook voor zorgen dat alle kinderen graag naar school gaan. Alleen dan krijgen ze een goede basis om te leren. Dit kan door hen onderwijs te bieden dat aansluit bij hun leefwereld, hen motiveert en uitdaagt. We moeten rekening houden met verschillende afkomst, gezinscultuur, leefwereld, interesses en capaciteiten. Onderwijs op maat dus. Het geboortejaar van kinderen zal dan niet meer bepalend zijn voor alle stappen die ze mogen of moeten zetten.
Alle leerlingen moeten een maximale leerwinst kunnen halen uit het onderwijs. Een aangepast evaluatiesysteem dringt zich op. Toetsen moeten een positief instrument worden. Ze dienen niet om te selecteren maar om de leerwinst van de leerlingen te meten en hen vervolgens een gepaste begeleiding te bieden. Elk kind heeft het recht het eindpunt te halen en moet daarbij de passende ondersteuning krijgen. Tijdens de schooltijden wel te verstaan. Het kan niet de bedoeling zijn dat zwakkere kinderen thuis extra taken moeten afwerken. Huiswerk vergroot immers de kansenongelijkheid. Niet alle kinderen vinden thuis de beste omstandigheden om rustig hun huiswerk te maken of om begeleiding te krijgen bij hun huistaak. Huiswerk maakt de sterkere leerlingen niet sterker, maar doet de zwakkere wel vlugger afhaken. Na de school heeft trouwens elk kind recht op ontspanning. Vandaar ons voorstel om huiswerk in het basisonderwijs te beperken en via de financiering ervoor te zorgen dat elk kind op school informatie en begeleiding op maat krijgt bij het inoefenen van de leerstof.

In het secundair onderwijs moeten we af van het onverbiddelijke watervalprincipe dat al wie niet aan de norm voldoet, verbant naar een ‘lager’ niveau binnen het ASO en vervolgens verder naar TSO en BSO. Sommige leerlingen moeten boven hun krachten gaan om bovenaan de waterval te blijven terwijl degenen die onderaan zitten, zich achtergesteld voelen. Scholieren hoeven echter niet zo vroeg en drastisch gescheiden te worden. Het is beter om bij de poort van het secundair onderwijs te vertrekken van een gemeenschappelijk en veelzijdig aanbod en leerlingen vervolgens geleidelijk voor een specifieker leertraject te laten kiezen dat best bij hun interesses en mogelijkheden past. Leerlingen zullen zich ook beter thuis voelen op school en zich meer ontspannen op het leren kunnen toeleggen in een leerlingbetrokken schoolcultuur. Inspraak van leerlingen zou dan ook tot de normale werking van elke school moeten behoren. Scholen moeten uiteraard zelf uitmaken op welke manier ze hun leerlingen betrekken bij het schoolgebeuren, maar elke school zou wel een inspraakregeling in het schoolreglement moeten opnemen.

Laat de leraars les geven

Leerkrachten moeten zich volledig kunnen toeleggen op hun eigenlijke opdracht: lesgeven. Dit houdt vandaag echter méér in dan vroeger. De scholen en onderwijsmensen moeten de kans krijgen om zelf vernieuwingen te bedenken en uit te voeren. Maar zij moeten daarvoor ook kunnen rekenen op de nodige begeleiding. De lerarenopleidingen moeten we inhoudelijk afstemmen op de nieuwe uitdagingen voor de leerkracht: zijn rol als begeleider en de omgang met diversiteit. Bijscholing willen we aanmoedigen; het is een recht van elke leerkracht.

Eén ruimte voor het Vlaamse hoger onderwijs

Opleiding en kennis zijn de belangrijkste bouwstenen voor de toekomst. Daarom is gelijke toegang zo belangrijk, maar daarom ook is alleen het beste onderwijs goed genoeg. Wat heeft men aan een democratische toegang tot het hoger onderwijs als het niveau er niet hoog genoeg is?
De situatie waarbij Vlaamse universiteiten en hogescholen hun aanbod zo steeds verder willen uitbreiden is niet houdbaar. Er moet in Vlaanderen één ruimte voor hoger onderwijs komen, waarbinnen duidelijke en dwingende afspraken gemaakt kunnen worden over wie welke opleiding in de beste voorwaarden kan aanbieden. De kwaliteit van de professoren en het aantal studenten moeten daarbij de doorslag geven. De uitzichtloze concurrentie tussen de instellingen moet de plaats ruimen voor complementariteit en samenwerking. Doorgedreven samenwerking is ook noodzakelijk om de grote uitdagingen van de Bolognaverklaring aan te kunnen gaan. Vlaanderen heeft zich geëngageerd om het hoger onderwijs te reorganiseren met het oog op een gemeenschappelijke ruimte voor het Europees hoger onderwijs, met vergelijkbare structuur en graden - de bachelor en master-indeling -, mobiele studenten en docenten en een Europees systeem van kwaliteitsverzekering.
Zeker op het niveau van de specialisatiejaren (masteropleiding) moet de kwaliteit van de professoren op een internationaal niveau getoetst kunnen worden. Per onderzoeksdomein moeten in die specialisatiejaren het aantal professoren beperkt worden, zodat per professor voldoende middelen kunnen ingezet worden om deze internationale ambitie waar te maken.

Meer en efficiënter investeren in onderwijs

Om al die noodzakelijke maatregelen te kunnen nemen, is er veel geld nodig. De komende jaren zal er een pak meer geld naar onderwijs moeten gaan. Want onderwijs verdient een betere financiering. De bijkomende onderwijsmiddelen zullen we gericht inzetten. Scholen met een opeenstapeling van problemen, bijvoorbeeld scholen in grootsteden die geconfronteerd worden met armoede, onveiligheid en nieuwkomers, hebben dringend meer financiële middelen nodig. Ook voor de schoolgebouwen zijn extra middelen nodig. De meest acute noden moeten daarbij eerst aan bod komen, maar voor sp.a verdienen ook scholen die hun infrastructuur willen openstellen, voorrang.

Tegelijk moeten we ons durven afvragen of de huidige onderwijsmiddelen wel zo goed mogelijk besteed worden. sp.a pleit resoluut voor een bundeling van krachten. We willen elke verspilling van onderwijsmiddelen vermijden. Daarom is het nuttig dat er een constructieve dialoog komt over de samenwerking tussen de verschillende netten. Het uitgangspunt van die dialoog moet respect zijn voor ieders eigenheid, zonder te raken aan de grondwettelijk gegarandeerde vrijheid van onderwijs. Hoe de samenwerking concreet vorm krijgt, is een keuze die men op lokaal niveau moet maken. De overheid dient alleen eventuele wettelijke obstakels uit de weg te ruimen.

werkgroep onderwijs
voorzitter: Patrick Janssens (voorzitter sp.a)
secretaris: Katlijn Schroyens (stafmedewerker studiedienst sp.a)

sp.a - ideologie - ideologisch congres sp.a - sociaaldemocratie - onderwijs

Samenleving & Politiek, Jaargang 9, 2002, nr. 8 (oktober), pagina 45 tot 49

THEMANUMMER: HET GROOT ONDERHOUD

Democratie, overal en voor iedereen
Siska Germonpré
Duurzaam leven
Robert Voorhamme, Kathleen Van Brempt en Magda De Meyer
Gelijkekansenbeleid op internationaal niveau
Stefaan Thijs en Dirk Van der Maelen
Cultuur: de smaak van de taart
Dany Vandenbossche
Een sociaal en progressief onderwijsalternatief
Patrick Janssens
Recht op beter werk voor iedereen
Hans Bonte
Recht op wonen
Anne-Marie Baeke

Abonneer je op Samenleving & Politiek

abo
 

SAMPOL ONLINE

40€/jaar

  • Je leest het magazine online
  • Je hebt toegang tot het enorme archief
MEEST GEKOZEN

SAMPOL COMPLEET

50€/jaar

  • Je ontvangt het magazine in de bus
  • Je leest het magazine online
  • Je hebt toegang tot het enorme archief
 

SAMPOL STEUN

100€/jaar

  • Je ontvangt het magazine in de bus
  • Je leest het magazine online
  • Je hebt toegang tot het enorme archief
  • Je krijgt een SamPol draagtas*
 

SAMPOL SPONSOR

500€/jaar

  • Je ontvangt het magazine in de bus
  • Je leest het magazine online
  • Je hebt toegang tot het enorme archief
  • Je krijgt een SamPol draagtas*

Het magazine verschijnt 10 keer per jaar; niet in juli en augustus.
Proefnummer? Factuur? Contacteer ons via info@sampol.be of op 09 267 35 31.
Het abonnementsgeld gaat jaarlijks automatisch van je rekening. Het abonnement kan je op elk moment opzeggen. Lees de Algemene voorwaarden.

Je betaalt liever via overschrijving?

Abonneren kan ook uit het buitenland.

*Ontdek onze SamPol draagtas.