Abonneer Log in

Democratiseer de werkplek

  • Arthur Berkhout - Schrijver en researcher voor De Burcht, het Wetenschappelijk Bureau voor de Nederlandse Vakbeweging

Samenleving & Politiek, Jaargang 31, 2024, nr. 4 (april), pagina 65 tot 69

De mogelijkheid om geld met geld te verdienen moet drastisch worden ingeperkt. Om dat doel te bereiken, zal de zeggenschap van werkers in de bedrijfsvoering moeten worden versterkt.

De economie verkeert in de greep van financialisering. Vermogensgroei en financieel rendement zijn de alles overkoepelende doelen. Arbeid wordt binnen deze constellatie, behalve uitgebuit, zo veel mogelijk omzeild. ‘Profiting without producing’, zoals de econoom Kostas Lapavitsas het noemt, is de werkwijze van het gefinancialiseerde bedrijfsleven. Naast de grote multinationals vallen ook voorheen publieke voorzieningen, zoals de kinderopvang, de zorg en de woningbouw, ten prooi aan het financiële paradigma. Ondernemingen worden gereduceerd tot een bundeling financiële indicatoren, waarbij de maximalisatie van de aandeelhouderswaarde allesbepalend is. Bedrijven raken ‘uitgehold’: ze steken zichzelf in grote schulden om zoveel mogelijk kapitaal naar aandeelhouders door te sluizen, ze investeren steeds minder in de productiecapaciteit, en snoeien in de arbeidskosten. De gevolgen hiervan voor de economie zijn vérstrekkend: lage groei, hoge private schulden en groeiende ongelijkheid behoren tot de belangrijkste effecten van financialisering.

In dit artikel pleit ik voor een vergaande inperking van de macht van de aandeelhouders. De mogelijkheid om geld met geld te verdienen moet drastisch worden ingeperkt. Om dat doel te bereiken, zal de zeggenschap van werkers in de bedrijfsvoering moeten worden versterkt. Ik volg hierin het argument van Isabelle Ferreras, die betoogt dat de werkenden in feite arbeidsinvesteerders zijn met het recht op gelijkwaardige beslissingsmacht naast de kapitaalinvesteerders (Ferreras 2023). We moeten naar een economie waarin de belangen van de aandeelhouders niet langer allesbepalend zijn, zodat inclusieve en ecologisch verantwoorde welvaartsproductie weer mogelijk worden.

Maar eerst dienen we te snappen hoe we in deze situatie zijn terechtgekomen.

FINANCIALISERING EN HET UITGEHOLDE BEDRIJF

Financialisering komt onder meer tot uiting in de bedrijfsdoctrine die bekend staat als de maximalisatie van de aandeelhouderswaarde. Het overhevelen van zoveel mogelijk kapitaal naar de aandeelhouders werd, vanaf pakweg de jaren 1980, het hoogste doel. Dat doel wordt nagestreefd door zoveel mogelijk te besparen op arbeidskosten, wat zich vertaalt in ontslagen, flexibilisering, outsourcing, werkintensivering, en dergelijke strategieën. Tegelijk wordt de aandelenkoers de primaire graadmeter van de bedrijfsprestaties. Op zo kort mogelijke termijn zo hoog mogelijke rendementen op investeringen bewerkstelligen, is het belangrijkste criterium voor succes (Lazonick, O’Sullivan 2000).

Het overhevelen van zoveel mogelijk kapitaal naar de aandeelhouders werd, vanaf pakweg de jaren 1980, het hoogste doel.

De bonussen en salarissen van managers werden gekoppeld aan de aandelenkoers, met als resultaat dat dividenden omhoog schoten en de inkoop van eigen aandelen een vaste truc in het repertoire van het topmanagement werd. Dit soort terugkoopprogramma’s – share buybacks – hebben geen enkel ander doel dan de aandelenkoers oppompen: ze verkleinen de hoeveelheid aandelen in omloop, waardoor de waarde automatisch omhoog gaat. Het is een manier om de waarde van financieel bezit te doen stijgen, zonder dat het een investering in de productiesfeer vereist. Sterker nog, het kapitaal wordt nu juist aan die sfeer onttrokken. Kapitaal dat besteed zou kunnen worden aan investeringen in de productiecapaciteit, of in loonsverhogingen, of in onderzoek en ontwikkeling – allerlei bestedingen die op de langere termijn ten goede zouden komen aan de economie.

Dit neemt duizelingwekkende proporties aan. Zo becijferden de economen Palladino en Lazonick dat (niet-financiële) beursgenoteerde bedrijven in de VS in de afgelopen twintig jaar niet minder dan 6,3 biljoen dollar aan terugkoopprogramma’s hebben besteed (Palladino, Lazonick 2021). Voor de duidelijkheid: dat is 6,3 duizend miljard. Jaarlijks gaat het om een bedrag dat tussen de 40 en 60% van de winst uitmaakt. Dividenden en terugkoopprogramma’s bij elkaar opgeteld belopen in deze periode gemiddeld de volle 100% van de winst. Dit is geld dat op geen enkele manier de productiecapaciteit ten goede komt, of de toekomstige prestaties van het bedrijf verbetert – zoals onder meer uit het rampzalige falen van vliegtuigbouwer Boeing blijkt. Ook hebben de werkenden er, vanzelfsprekend, helemaal niets aan. De hoeveelheid geld die Starbucks aan eigen aandelen heeft besteed, zou volstaan voor een loonsverhoging van $7.000 voor alle werknemers. Bovendien worden de terugkoopprogramma’s in de helft van de gevallen gefinancierd door krediet. Bedrijven gaan dus gigantische schulden aan om waardestijgingen mogelijk te maken die zelf volledig losgekoppeld zijn van de reële productiecapaciteit: het is krediet dat niet bijdraagt aan het toekomstige verdienvermogen.

De hoeveelheid geld die Starbucks aan eigen aandelen heeft besteed, zou volstaan voor een loonsverhoging van $7.000 voor alle werknemers.

Er bestaan op dit vlak grote onderlinge verschillen tussen de nationale economieën. Zo werd er in België in het voorbij decennium een bescheiden 9% van de winst aan terugkoopprogramma’s besteed; een indicatie dat de financialisering van bedrijven hier minder ver is opgerukt. Van Nederland kan hetzelfde niet gezegd worden. Zo heeft onderzoek van Stichting Onderzoek Multinationale Ondernemingen uitgewezen dat in Nederlandse beursgenoteerde niet-financiële bedrijven de uitgaven aan buybacks en dividenden consequent torenhoog zijn (Fernandez et al 2022). Alleen al de terugkoopprogramma’s bedragen 39% van de winst. In combinatie met de dividenden gaat het om gemiddeld 83% van de winst voor aandeelhouders over de voorbij twee decennia, met in sommige jaren uitschieters tot boven de 100%. Amerikaanse proporties dus.

Tegelijk blijven de lonen min of meer op hetzelfde peil. Daarbij lopen de lonen achter op de productiviteitsgroei, die op zijn beurt al jaren stagneert. De productieve investeringen zijn in de onderzochte periode consequent naar beneden gegaan. Tegelijkertijd stijgen echter de schulden net zo consequent. Het is het complete plaatje van financialisering: schulden zonder investeringen, hoge beloningen voor aandeelhouders en stagnerende lonen voor de werkenden. Er is ontzaglijk veel (financieel) kapitaal in omloop, maar het wordt niet productief besteed. Zo heeft PostNL 250 miljoen uitgetrokken om eigen aandelen in te kopen. Daar zou je ook een forse loonsverhoging mee kunnen financieren. In plaats daarvan blijf het in de financiële sfeer hangen, waar het weinig tot niets bijdraagt aan de prestaties van de reële economie.

De zeer lage rente die we hadden in de nasleep van de grote financiële crisis heeft niets veranderd aan de trend van de dalende investeringen. Integendeel, het heeft het alleen maar aantrekkelijker gemaakt om schulden aan te gaan en de waarde van (financiële) bezittingen op te pompen. Maar het heeft niets gedaan om de productieve vermogens van de economie, het vermogen tot de realisatie van toenemende en gelijk verdeelde welvaart, te verbeteren.

Hoe kunnen we dit alles nu goed samenvatten? Financialisering vormt in zekere zin de ‘oplossing’ voor een probleem dat het zelf creëert: door financiële extractie stijgen de winsten voor de aandeelhouders, maar wordt gelijktijdig de basis voor verdere winsten ondermijnd, doordat zowel investeringen in productiviteit als de lonen stagneren. Daardoor wordt enerzijds winstgevende activiteit op de langere termijn onwaarschijnlijker en stagneert anderzijds de effectieve vraag. De ongelijkheid neemt toe en de prikkel om productief te investeren neemt af. Er ontstaat een vicieuze cirkel. De ‘oplossing’ is dan ook om middels krediet de vraag op peil te houden; en een continue waardestijging van (financiële) bezittingen te faciliteren, vooral op het vlak van de in Nederland volkomen ontspoorde woningmarkt (hoog hypotheekkrediet jaagt de stijging van de huizenprijzen aan en bewerkstelligt daarmee een vermogenstoename voor degenen die over eigendom beschikken). Met andere woorden, in plaats van winsten te baseren op productiviteitsgroei als motor van de kapitalistische economie, opereert financialisering middels een schuldgedreven stijging van de waarde van (financieel) bezit.

NAAR MEER ZEGGENSCHAP VOOR DE WERKENDEN

De aandeelhouders beschikken, in verhouding tot de andere stakeholders, over te veel mechanismen om het economische proces te eenzijdig volgens hun belangen te laten verlopen. Eén van de mechanismen die ik hier heb uitgelicht, betreft de inkoop van eigen aandelen. Dit is een schadelijke vorm van winstextractie die ten koste gaat van het vermogen om op lange termijn inclusieve waardecreatie te realiseren; het vergroot de ongelijkheid en maakt het systeem kwetsbaar voor schokken, zeker gezien het feit dat deze terugkoopprogramma’s in veel gevallen worden gefinancierd middels schuld. Het terugdringen hiervan zou een eenvoudige manier zijn om de verhouding tussen kapitaal en arbeid – tussen aandeelhouders en de rest van de maatschappij – meer in balans te brengen. Terugkoopprogramma’s zouden simpelweg verboden kunnen worden (tot de jaren 1980 werden ze als koersmanipulatie beschouwd en als zodanig niet toegestaan). Maar er bestaan ook andere manier om deze praktijk aan banden te leggen. Zo zou een belastingheffing een goede eerste stap zijn. Daarnaast zou het toestaan van terugkoopprogramma’s voorwaardelijk gemaakt kunnen worden aan loonsverhogingen; of ingetrokken kunnen worden als het bedrijf in kwestie werknemers heeft ontslagen, of als het niveau van productieve investeringen te laag is, of als het verschil tussen de laagste lonen en de topsalarissen te groot is (Palladino 2021, 395).

Men zou het toestaan van terugkoopprogramma’s voorwaardelijk kunnen maken aan loonsverhogingen; of dat intrekken als het bedrijf werknemers heeft ontslagen.

Maar beleidstechnische maatregelen volstaan niet om de extractieve praktijken van financialisering duurzaam tegen te gaan. Als we voorbij financialisering willen komen, moet het gaan om een inclusievere verdeling van economische beslissingsmacht. Zolang financiële rendementen, vermogensgroei en de beloningen van aandeelhouders het dominante economische model zijn, is inclusieve groei simpelweg niet haalbaar. Een andere voorstelling van wat maatschappelijk zinvolle productieve activiteit überhaupt is, is noodzakelijker dan ooit. Maar om zoiets te ontwikkelen en in de praktijk te brengen, moeten we af van het idee dat alleen kapitaalinvesteerders iets te zeggen mogen hebben over hoe bedrijven gerund worden. Meer zeggenschap van de werkenden is, volgens vakbondsonderzoekers Alice Martin en Annie Quick, dan ook een vereiste (Martin, Quick 2020). De democratisering van de economie is volgens hen het ‘tegengif’ tegen financialisering. En hoewel dat misschien wat utopisch klinkt, ligt het in feite voor de hand. Want de werkenden hebben een veel groter belang bij het goed presteren van maatschappelijk zinvolle economische activiteit.

Omgekeerd is er weinig reden om aan te nemen dat kapitaalinvesteerders loyaler zijn aan bedrijven of meer risico’s lopen dan de werkenden, en om die reden hogere beloningen zouden verdienen (Ferreras 2023, 198). Ze zijn juist mobieler en minder betrokken, en altijd op zoek naar de volgende renderende investering. Voor een private equity fonds hoeft het faillissement van één van de portfoliobedrijven niet per se een probleem te zijn. De werkenden zijn daarentegen veel afhankelijker van het werk dat ze doen. De ondergang van hun werkplek kan een ware ramp betekenen – en is dat vaak niet alleen voor henzelf, maar ook voor de maatschappij, die doorgaans de sociale kosten van een sluiting moet dragen. Tegelijk zijn zij degenen die, zoals tijdens de pandemie bleek, de echte risico’s lopen en de samenleving draaiende houden. Kort gezegd, de werkenden zouden waarschijnlijk beslissingen maken die meer ten goede komen aan de lange termijn waardecreatie dan aandeelhouders, die hoofdzakelijk georiënteerd zijn op de korte termijn financiële extractie.

De werkenden zouden waarschijnlijk beslissingen maken die meer ten goede komen aan de lange termijn waardecreatie dan aandeelhouders.

Om die reden pleit Ferreras ervoor de werkenden een (minstens) gelijkwaardige vertegenwoordiging in de raad van bestuur te verlenen als de kapitaalinvesteerders. Om besluiten te nemen, is een meerderheid in beide afvaardigingen vereist. De governance van bedrijven zou volgens dit voorstel dus een soort bicamerale structuur krijgen.

Er zijn meer manieren om de invloed van de werkenden in de bedrijfsvoering te vergroten. Ik zie veel potentie in een voorstel van Lawrence et al. (2020). Ook deze auteurs zijn voorstander van een geformaliseerde representatie van verschillende belanghebbenden in het bedrijfsbestuur. Maar bij hen wordt dat streven geplaatst binnen het meer omvattende doel van wat ze ‘commoning the company’ noemen: het inrichten van bedrijven op gemeenschappelijk in plaats van privaat nut. Daar horen niet alleen hervormingen van de governance bij, maar bijvoorbeeld ook de creatie van een nationaal beleggingsfonds dat met publiek geld investeringen kan doen en op die manier de transitie naar daadwerkelijk sociaal en ecologisch verantwoord ondernemen kan aanjagen. Daarbij zouden de winsten terugvloeien naar het publiek.

Op het vlak van governance stellen ze voor om werkers collectief stemrecht van minstens 25% te verlenen op de aandeelhoudersvergadering. Dit zou een belangrijke aanvulling zijn op het verkiezen van het bestuur: het zou extra invloed geven en bovendien het handelen van de verkozen bestuurders in de praktijk kunnen controleren. Net zoals Ferreras bepleiten de auteurs het recht om bestuurders te kiezen. In dit voorstel kiezen de aandeelhouders 45% van de raad van bestuur, de werkers 45%, en wordt de overige 10% verkozen door een formele afvaardiging van overige belanghebbenden, zoals klanten, toeleveranciers, en milieuorganisaties. Op deze manier zou een ‘stakeholder’-vertegenwoordiging effectief kunnen worden. De door aandeelhouders verkozen bestuurders zouden in de minderheid zijn, terwijl de invloed van de overige belanghebbenden veel steviger verankerd zou zijn in de manier waarop bedrijven gerund worden.

Het aandeelhouderswaardemodel heeft tot de uitholling van bedrijven en een al te eenzijdige focus op financieel rendement en vermogenstoename geleid. De economie is tot het domein van waarde-extractie ten behoeve van een kleine minderheid verworden. Alleen wanneer de werkenden zelf richting kunnen geven aan hun werkplek, zal de economie weer in dienst komen te staan van de belangen van de meerderheid.

LITERATUUR

  • Fernandez, Rodrigo, Klinge, Tobias, Verbeek, Bart-Jaap (2022), ‘Aandeelhouders eerst. Hoe bedrijven dividendmachines werden’, somo, Amsterdam.
  • Ferreras, Isabelle (2023), ‘Democratizing the Corporation: The Bicameral Firm as Real.
  • Utopia’. Politics & Society 2023, Vol. 51(2), pp. 188-224.
  • Lawrence, Matthew, Buller, Adrienne, Hager, Sandy (2020), ‘Commoning the Company.
  • Rewriting company rules and building public wealth for a fairer, stronger post-crisis economy’. Onderzoeksrapport Common Wealth.
  • Lazonick, William, O’Sullivan, Mary (2000), ‘Maximizing Shareholder Value: A New Ideology for Corporate Governance, Economy and Society, 29(1), pp. 13-35.
  • Martin, Alice, Quick, Annie (2020), Unions Renewed. Building Power in an Age of Finance. Cambridge: Polity Press
  • Palladino, Lenore (2021), ‘Financialization at Work: Shareholder Primacy and Stagnant Wages in the United States’, Competition & Change Vol.25(3-4), pp. 382-400.
  • Palladino, Lenore, Lazonick, William (2021), ‘Regulating Stock Buybacks. The $6.3 Trillion Question’. Roosevelt Institute Working Paper.

Samenleving & Politiek, Jaargang 31, 2024, nr. 4 (april), pagina 65 tot 69

ONGELIJKHEID: DE BOVENKANT AFTOPPEN

De aandeelhouder: investeerder, rentenier of parasiet?
Bakou Mertens
Democratiseer de werkplek
Arthur Berkhout
Het Zuiden eist een VN-Belastingverdrag
Dries Lesage

Abonneer je op Samenleving & Politiek

abo
 

SAMPOL ONLINE

40€/jaar

  • Je leest het magazine online
  • Je hebt toegang tot het enorme archief
MEEST GEKOZEN

SAMPOL COMPLEET

50€/jaar

  • Je ontvangt het magazine in de bus
  • Je leest het magazine online
  • Je hebt toegang tot het enorme archief
 

SAMPOL STEUN

100€/jaar

  • Je ontvangt het magazine in de bus
  • Je leest het magazine online
  • Je hebt toegang tot het enorme archief
  • Je krijgt een SamPol draagtas*
 

SAMPOL SPONSOR

500€/jaar

  • Je ontvangt het magazine in de bus
  • Je leest het magazine online
  • Je hebt toegang tot het enorme archief
  • Je krijgt een SamPol draagtas*

Het magazine verschijnt 10 keer per jaar; niet in juli en augustus.
Proefnummer? Factuur? Contacteer ons via info@sampol.be of op 09 267 35 31.
Het abonnementsgeld gaat jaarlijks automatisch van je rekening. Het abonnement kan je op elk moment opzeggen. Lees de Algemene voorwaarden.

Je betaalt liever via overschrijving?

Abonneren kan ook uit het buitenland.

*Ontdek onze SamPol draagtas.