Abonneer Log in

Kinderen aan de macht

  • Gisèle Vervoort - Medewerker participatie & kindvriendelijke publieke ruimte bij Kind & Samenleving

Samenleving & Politiek, Jaargang 29, 2022, nr. 2 (februari), pagina 31 tot 35

Met wie kunnen kinderen leren om in dialoog te gaan, als ze niet alleen op straat mogen of kunnen?

Ik zit vooraan op de tram in Antwerpen. Achteraan is er plots geroep. De trambestuurder wilde doorrijden, maar iemand is nog aan het opstappen. Het is een vrouw met een buggy, denk ik. Bij het instappen merkte ik al dat opstappen met een kinderwagen heel vervelend moet zijn op deze oude tram. Charmant wel: daarvoor hoeven we dus niet noodzakelijk op citytrip naar Porto. Het blijkt een vrouw met een rollator te zijn. Men helpt haar. Het bijbehorende mandje moest er even af.

Dit is geen beeld zoals in Brussel, 2010, elke ochtend een vrouw met kinderwagen naar beneden helpen op de defecte roltrappen van Graaf Van Vlaanderen, het metrostation dat ook nog geen lift had. Of ikzelf enkele jaren later, die vol goede moed, met enige nervositeit en een gigantische kinderwagen geregeld naar het treinstation trok. Toch wel zeker wetende maar vooral hopende dat iemand me zou helpen.

Nee, dit is vandaag.

DE STRAAT, DAT IS DE RIJBAAN

Publieke ruimte kan prima ontworpen zijn. Mooi op menselijke schaal. We kunnen volgens enkele regels vaak vrij goed voorspellen of een plek kan werken of niet.

Kernvraag bij het streven naar een goede publieke ruimte voor iedereen is echter wel: hoe geraakt men er?

Makkelijk opgelost: je bent er al. Vanaf dat je een voet of wiel op de straat zet, bevind je je in de publieke ruimte. In het slechtste – en helaas vaakst voorkomende geval – voelt deze ruimte vooral aan als verkeersruimte. Correctie: voelt deze ruimte vooral aan als verkeersruimte voor gemotoriseerd verkeer. Veel regels bestendigen dit idee.

Toen ik de toestemming kreeg om een speelstraat te organiseren in mijn straat, leverde de gemeente een bijbehorende standaardbrief af met erin de ronkende zin: 'Daarom wordt onze straat volledig verkeersvrij gemaakt.' Ik weet niet of iemand kinderen al eens heeft zien spelen, maar dat heeft meestal redelijk veel te maken met het bewegen van personen en voertuigen. Zelfs luchtverkeer van goederen is niet uitzonderlijk.

Wel fijn dat de gemeente zulke documenten voorziet. Het is door dit soort standaardbrieven aan te leveren dat de drempel tot het nemen van dergelijke initiatieven verlaagd wordt. Bij een eerdere aanvraag bestonden ze nog niet. Toch is het exemplarisch voor een collectieve perceptiefout: 'De straat, dat is de rijbaan. Deze is er voor de verplaatsingen van auto's en consoorten. Soms zijn er ook voet- of fietspaden en bij afwezigheid daarvan mag je als mens soms ook op de rijbaan stappen, trappen of rollen.'

Zelfs in steden waar veel woonerven zijn en grote fietsstraten- of autoluwe zones, valt deze gedachte nog steeds heel erg op in de infrastructuur: er zijn nog steeds talloze straten waar je niet deftig met twee naast elkaar kan wandelen of je valt zelfs alleen van het voetpad. Leuk wandelen met je kind aan de hand.

Wanneer skaten zorgt voor afbrokkelend gesteente, heet dat schade. Wanneer een stadswijk zo goed aangelegd is dat er romantische taferelen ontstaan die uit een plattelandsverleden lijken te komen zoals zelf in elkaar geknutselde boomhutten, worden deze afgebroken door de politie met de lokale kinderen als getuige. Het nieuwe 'vrij van al je zonden'-ritueel op zondagvoormiddag, in de buurt van een ontheiligde kapel.

WAAR KUNNEN KINDEREN NOG CREATIEF ZIJN?

Hoe worden kinderen eigenlijk geacht om creativiteit te ontwikkelen?

Waar en wanneer worden kinderen verondersteld om zich autonoom en duurzaam te leren verplaatsen, als ze al van de stoep af vallen wanneer ze naast hun ouder willen wandelen?

Met wie kunnen ze leren om in dialoog te gaan, als ze niet alleen naar buiten mogen of kunnen?

Uit ons Buitenspeelonderzoek blijkt dat het buitenspelen in de publieke ruimte in dalende lijn zit.

Uit ons Buitenspeelonderzoek blijkt dat het buitenspelen in de publieke ruimte in dalende lijn zit. In 2019 speelden, gecorrigeerd naar aantal kind-inwoners, in dezelfde wijken 37% minder kinderen buiten dan in 2008. Vooral stedelijke wijken zijn er erg op achteruit gegaan. Daarenboven is er een steeds groter wordend verschil tussen jongens en meisjes. Meisjes speelden al minder buiten in 2008 (45 op 100 kinderen waren meisjes), maar in 2019 was hun aandeel nog maar 37%.

Als we kinderen kansen willen geven om zelfstandig te worden, hen de mogelijkheid tot socialisatie niet willen ontnemen, hen zelfregulering willen laten oefenen, hen stap voor stap burgerschap willen laten ervaren, dan moeten we er alles aan doen om deze tendens om te keren. We moeten lessen trekken uit waar het spelen achteruit gaat en waar het wél werkt. Hiervoor moeten we niet alleen kijken naar, maar ook praten en samenwerken met kinderen.

MEISJES EN DE PUBLIEKE RUIMTE

Met het meisjesonderzoek 'Meisjes en de publieke ruimte' zochten we bij Kind & Samenleving dan ook uit wat meisjes nodig hebben in de publieke ruimte en hoe we hen kunnen ondersteunen om meer buiten te spelen.

Meisjes willen graag ruimten met een gedifferentieerd aanbod voor verschillende doelgroepen. Zo is er minder kans dat de hele ruimte ineens geclaimd wordt door één groep. Ze willen ook graag een uitrusting die een gevarieerd gebruik toe laat. Ze wisselen immers constant af tussen babbelen en het ene of het andere spelletje. Meisjes willen goed verlichte en soms beschutte plekken waar ze elkaar kunnen ontmoeten. Liefst op een centrale plek langs belangrijke kindroutes. Maar ze willen ook iets kunnen doén. Meisjes willen uitdaging en avontuur: hoog klimmen, evenwichtsoefeningen boven water doen en zich creatief kunnen uitdrukken met hun leeftijdsgenoten door bijvoorbeeld TikTok-dansjes op te nemen.

Zijn meisjes nu zo anders dan jongens? Ja en nee. Wanneer men inzet op al het voorgenoemde, zullen ook jongens van de goed ingerichte publieke ruimte profiteren. Het is echter zo dat wanneer eenzijdig ingezet wordt op eenduidige sportvoorzieningen zoals basket- en voetbalvelden, deze voornamelijk ingenomen worden door jongens. Hierbij moeten ook jongere kinderen het onderspit delven tegen oudere jongens, die makkelijker een ruimte claimen. Sportterreinen hebben zéker ook hun plaats. Bovendien vragen ook veel meisjes ernaar. Maar als het gaat over veel kinderen aanzetten tot spelen, zijn pleintjes en parkjes die wat meer variatie bieden een must.

Eén van de belangrijkste drempels die meisjes noemen om buiten te gaan spelen, is het autoverkeer. Dit belemmert hen om autonoom tot bij vrienden te geraken, terwijl ze het liefst samen met andere kinderen naar buiten gaan. Ook zorgt het ervoor dat ze simpelweg niet op leuke plekjes geraken en dat ze niet in hun eigen straat kunnen spelen.

Hoewel er meer en meer gespeeld wordt in formele speelruimtes is de straat dé speelplek bij uitstek voor ongeorganiseerd spel (dus niet in bijvoorbeeld jeugdbewegingsverband). Logisch ook, want dit is vaak de plek het dichtst bij huis. Er kunnen heel veel mooie parkjes en pleintjes aangelegd worden, maar kinderen moeten er ook geraken. Ze zíjn al in hun eigen straat. Vroeger bestonden er geen formele speelruimtes en hoorde je overal kinderen spelen, zei mijn grootvader toen ik hem uitlegde wat mijn job inhoudt. Ga na waar het probleem zit.

KINDEREN EN KERNBEBOUWING

Wat spelen op straat betreft, voor de eigen deur, heeft vooral de verkeersintensiteit en snelheid van voertuigen een grote impact op de speelkansen van kinderen. Deze cruciale plek vormt de eerste stapsteen van kinderen in het alleen zijn in de publieke ruimte en in het zich alleen verplaatsen in het openbaar.

Eens alleen tot bij de buren stappen, met het loopfietsje mee, de eerste keer alleen naar de bakker. De eerste kansen om te leren je autonoom en duurzaam te verplaatsen.

Krijgen kinderen de kans om te leren fietsen voor hun deur? Waar kunnen kinderen dit eigenlijk? En hoe goed moeten ze het kunnen voor je met je kinderen de weg voor je deur op kan gaan? Kinderen die leren fietsen doen dat niet in een rechte lijn. Is de minste uitzwenkbeweging fataal? Of is er genoeg ruimte om een beetje bochtjes te maken? Hoe kunnen we verwachten dat de volwassenen van morgen zich duurzaam gaan verplaatsen als ze het als kind niet zouden kunnen (leren)?

Door de verdichting in steden liggen net hier veel uitdagingen, maar ook veel kansen en middelen om zaken te veranderen ten voordele van kinderen.

Door de verdichting in steden liggen net hier veel uitdagingen, maar ook veel kansen en middelen om zaken te veranderen ten voordele van kinderen. Belangrijk hierbij is het besef dat er door de toenemende bevolkingsdichtheid in kernen net méér nood komt aan ruimte, terwijl tezelfdertijd open ruimte verdwijnt.

Als je een kern alleen maar monotoon volbouwt met een bepaald type appartementen of kantoren is dat dus nog steeds gewoon volbouwen. Het wordt niet kern-versterken omdat het je het maar vaak genoeg zo noemt.

Het idee van de 15 minutenstad past als theoretisch model redelijk goed in dit plaatje. Alle dagelijkse functies binnen handbereik. Al kan te veel functionalisme ook weer vervallen in een overdreven focus op doorstroming, waar we al genoeg van hebben. Het is toch vreemd dat men als typisch beeld het Hausmannpatroon gebruikt, de cirkel met diagonalen, dat het pad geëffend heeft voor druk autoverkeer in de stad.

Toch kunnen we ook iets leren van functies wegtrekken uit kernen. Hoe absurd het ook is – de meeste shoppingcentra zijn gemaakt om met de auto naartoe te rijden – het is net het autovrije winkelen binnenin, de gladde vloeren, de liften, de zachte zeteltjes die het winkelen, stappen of rollen en wachten aangenaam (of voor de wachtenden: dragelijk) maken. Om nog maar te zwijgen over het summum der basisvoorzieningen daar aanwezig: toiletten. Want als iets ons zo ongevraagd en onbeschaamd is geleerd door de voorbije lockdowns, dan zijn het wel enkele pijnpunten in onze steden en gemeenten, voordien gemaskeerd door consumptiegedrag, die pijnlijk bloot zijn komen te liggen. Soms in de vorm van een nijpend gebrek aan openbare toiletten. Soms in de vorm van plots vrijgekomen parkings: hoera, eindelijk een plek om je kind te leren fietsen.

In steden vind je een concentratie aan verschillende types inrichting van de publieke ruimte. Door snelle veranderingen kan er veel getest en soms snel aangepast worden. Maar het hoeven niet allemaal proeftuinen te zijn. Vaak weten we al wat er schort en zijn vooral doorgedreven keuzes voor kinderen nodig. Een stad waarin elk kind zich zelf kan verplaatsen, is ook een stad waarin die vrouw met haar rollator zich kan makkelijker verplaatsen.

GEDRAGSCULTUUR VAN BELANG

Komt alles dan neer op technisch ontwerp? Nee, veel ligt ook aan onze gedragscultuur in de publieke ruimte. Neem nu vrouwen. In wezen hebben ze hetzelfde nodig in de publieke ruimte als mannen.

Die keer echter dat een passant boos tegen ons zei dat het rokje van mijn vriendin uitnodigde tot aanranding. De exhibitionist die me op zijn moto achtervolgde over een plein. Walgelijke woorden op straathoeken. Allemaal op prima ontwikkelde, in stadsgidsen terug te vinden locaties met veel leven, ogen op de straat, een mix van functies en mensen. Dat gedrag los je dus niet (alleen) op met ontwerp.

Enkele weken geleden in een woonstraat, botste een autobestuurder met haar auto met een kind van 5 te voet. Er werd gezegd dat ik het kind wel had moeten vasthouden. Erg exemplarisch voor een dominante opinie. De auto reed waarschijnlijk officieel niet te snel, maar wel ongeveer twintig keer sneller dan het kind stapte. De snelheidslimiet is dus niet altijd de veiligheidslimiet.

In welke wereld kan je trouwens een kind ­– of meerdere kinderen tegelijkertijd, want er was er nog één – constant aan de hand houden? En wanneer mag je het dan lossen?

Kunnen kinderen van 12 die naar het secundair gaan, en nooit hebben kunnen oefenen, plots ineens 8 kilometer alleen en veilig fietsen?

Kunnen kinderen van 12 die naar het secundair gaan, en nooit hebben kunnen oefenen, plots ineens 8 kilometer alleen en veilig fietsen? Kan iemand mij vertellen welke setting ik daarvoor moet activeren? Ik ken wel een paar toffe tieners die ik in leven zou willen houden. Ze zijn immers niet volwassen genoeg om zelf te bepalen waar ze hun middagpauze doorbrengen, of ze hun gsm wel of niet zouden gebruiken tijdens de les of wat voor soort spuitbussen ze in hun handtassen mogen meebrengen. Ze mogen wél vlotjes alleen de baan op zonder jarenlange leerschool. Dat wel.

Gedrag is niet afdwingbaar, maar kan wel gestuurd worden. Standaarden kunnen veranderen. En daarin kunnen kindnormen helpen. Voor sommigen werkt dit immers duidelijker dan een algemeen idee dat we 'rekening moeten houden met kinderen' of 'moeten denken vanuit kinderen'.

Ze zijn mooi, de ontmoetingen die we kunnen hebben door iemand op de tram te helpen. Ik durfde als jonge moeder ook vertrekken naar het station zonder lift. Wat voor mij echter een tijdelijke last was, is voor sommigen hun leven. De stad moet niet op maat zijn van jonge gezwinde moeders die met baby in de draagzak nog een kleuter aan de hand mee leiden over die prachtige historische kasseien. De stad moet op maat zijn van die kleuter zelf.

Samenleving & Politiek, Jaargang 29, 2022, nr. 2 (februari), pagina 31 tot 35

DE STAD, MOTOR VAN VERANDERING

Kan de stad de wereld redden?
Sam Taveirne en Ben Derudder
Zorgzame Buurten, sociale buurten?
Geert Schuermans
300 lokale motoren van sociale vooruitgang
Philippe De Coene
Omarm de 15 minutenstad
Kobe Boussauw en Sarah De Boeck
Kinderen aan de macht
Gisèle Vervoort
Stedelijk mobiliteitsbeleid: over pionieren en achterblijven
Dirk Lauwers
Waarom progressieven slimme stadstechnologie moeten omarmen
Pieter Ballon
We zijn hier allemaal migranten
Bruno Meeus, Bas Van Heur en Karel Arnaut

Abonneer je op Samenleving & Politiek

abo
 

SAMPOL ONLINE

40€/jaar

  • Je leest het magazine online
  • Je hebt toegang tot het enorme archief
MEEST GEKOZEN

SAMPOL COMPLEET

50€/jaar

  • Je ontvangt het magazine in de bus
  • Je leest het magazine online
  • Je hebt toegang tot het enorme archief
 

SAMPOL STEUN

100€/jaar

  • Je ontvangt het magazine in de bus
  • Je leest het magazine online
  • Je hebt toegang tot het enorme archief
  • Je krijgt een SamPol draagtas*
 

SAMPOL SPONSOR

500€/jaar

  • Je ontvangt het magazine in de bus
  • Je leest het magazine online
  • Je hebt toegang tot het enorme archief
  • Je krijgt een SamPol draagtas*

Het magazine verschijnt 10 keer per jaar; niet in juli en augustus.
Proefnummer? Factuur? Contacteer ons via info@sampol.be of op 09 267 35 31.
Het abonnementsgeld gaat jaarlijks automatisch van je rekening. Het abonnement kan je op elk moment opzeggen. Lees de Algemene voorwaarden.

Je betaalt liever via overschrijving?

Abonneren kan ook uit het buitenland.

*Ontdek onze SamPol draagtas.